Zondag 21 oktober 2001, T.G.A. Woertman, Antoniuskerk
Twee figuren staan vandaag voor ons: Mozes met de opgeheven armen en de weduwe die aan de deur van de rechter blijft kloppen.

Het verhaal van Mozes vertelt de strijd met Amalek, tijdens de tocht van Israel door de woestijn. Amalek is niet zo maar een vijand, het is zo ongeveer de ergste vijand van Israel. De Amalekieten komen dan ook diverse keren in de bijbel voor. In Deuteronomium staat veel uitvoeriger dan in Exodus beschreven hoe een en ander in zijn werk ging:
"Toen de Israelieten doodop waren van vermoeienis, kwamen de Amalekieten opzetten en, zonder enige vrees voor God, maaiden zij alle zwakken, die waren achtergebleven, neer.
Een laffe aanval in de rug was het dus, gericht op de zwaksten, degenen die achteraan liepen in de lange stoet. Vrouwen en kinderen, ouderen en zieken sneuvelen, voordat de weerbare mannen tot een tegenaanval kunnen overgaan en de Amalekieten na een moeizame strijd verslaan.
Dit Amalek wordt in de bijbel telkens weer vermeld als "het volk dat niet mag bestaan". In het boek Genesis worden de zeventig (d.w.z. alle) volken der aarde genoemd. Deze volken mogen er zijn en Israel mag er zijn, ter wille van de zegen wereldwijd. Maar Amalek wordt daar niet genoemd! Dat mag geen naam hebben. Zijn herinnering moet onder de hemel worden uitgewist.

Als Amalek aanvalt slaat de twijfel bij het volk Israel toe. Is God nog wel in ons Midden? Temidden van die twijfel beklimt Mozes een heuvel. In zijn handen zijn staf, hier zo nadrukkelijk en welbewust "de staf van God" genoemd. Die staf hield hij geheven over de zee, zodat in de nacht de doortocht mogelijk was. Die staf wees de uitweg, door het doodswater heen. Mozes sloeg met deze staf op de rots, zodat die water gaf aan dorstenden in de woestijn. Zo is het deze "staf van God" die leven schept te midden van doodsbedreiging. Dat is de goddelijke "maat-staf": ten gunste, ten genade van wie het dreigen te begeven onder het geweld.
Van het vertrouwen daarin hangt nu Israels toekomst af, wordt verteld. Maar dat vertrouwen is er niet zomaar, niet vanzelf. Het moet hoog gehouden worden, gedragen. En dat is een doodvermoeiende zaak, zelfs voor een kanjer als Mozes!

Maar als het volk dat teken ziet, wanneer die goddelijke maatstaf hooggehouden kan worden, dan is het aan de winnende hand. Als het geloven wil dat de Heer in hun midden is, en dat Hij de wereld niet kan overlaten aan dat vrije spel der machten van Amalek, dan verzanden ze niet, dan blijft het uitzicht bewaard op die toekomst waar Amalek niet meer zal zijn.

Het is jammer en ook gevaarlijk als we het verhaal alleen zien als een strijd tussen twee volken. In de zwart-wit tegenstelling die het verhaal hanteert is duidelijk dat de Amalekieten het voorbeeld zijn van het kwaad. Daartegenover staan Israelieten die een voorbeeld zijn van het goede, daarom verdienen ze Gods steun die uiteindelijk zelfs een heel volk uitroeit.
Het is heel verleidelijk om het bijbelse verhaal te projecteren op onze situatie. Het kwaad lijkt zich weer onder ons te bevinden, de tot voor kort hoopvolle ontwikkeling: einde van de koude oorlog en de toenadering van de grootmachten, leek een stabiele ontwikkeling van de westerse samenleving mogelijk te maken. En in één keer is daar de kwaadaardige, monsterlijke wereld van het terrorisme. Onschuldige slachtoffers vallen door nietsontziende terreur van enkelen. De dreiging dat ook onze vredevolle samenleving daaraan ten prooi valt, beheerst ons denken. Dood aan de Amalek van onze tijd flitst het door je hoofd bij het zien van de ellende.

De vraag is of deze situatie net zo zwart-wit is als het verhaal uit Exodus. Natuurlijk is de aanslag in Amerika op geen enkele wijze goed te praten, dit kwaad moet aangepakt worden. Maar beseffen wij dat een oorlogsverklaring, oorlogshandelingen Amalek juist de kans geeft om ons te vernietigen. Ik besef dat ik me met deze twijfel op glad ijs begeef.
Vaak heb ik van mijn ouders gehoord: "Als de Amerikanen niet voor ons gevochten hadden, waarbij onschuldige burgers stierven, leefde we nu nog onder een dictatuur, dus waar blijf je met je pacifistische praat". Met zo'n opmerking lijkt de wereld weer helder te worden: verdeling in goeden en kwaden. Kijken we iets verder dan vandaag dan zien we dat geweld steeds weer geweld uitlokt. Onze geschiedenisboeken staan bol van de oorlogen en het geweld, vooral gezien vanuit het standpunt van de overwinnaars.
Bij de beoordeling van de onzalige keten van geweld wordt altijd het snelst vergeten waar de kiemen lagen van het zich steeds herhalend geweld, namelijk in een begeren dat voortdurend gevoed wordt door gevoelens van achterstelling en geweld. Het onrecht gezaaid in het verleden is de kiem voor de ellende van vandaag. Is niet steeds de Amalek in ons de oorzaak van alle ellende. Bestrijden wij de Amalek door, zoals president Bush te zeggen: wie niet voor ons is, is tegen ons? Of voeren we de angst van mensen daarmee op, met gevolg dat we de Amalek in ons alle ruimte geven? En steevast worden daar weer de zwakken en kwetsbaren het slachtoffer van. Laat daarom onze angst geen leidraad zijn bij de bestrijding van Amalek maar rechtvaardigheid. Er kan pas echt iets veranderen in de cyclus van geweld, als er ook iets verandert in de kansen van de massa's onderdrukten en achtergestelden in deze wereld, deze massa's die voor ontspoorde geesten de valse rechtvaardiging voor hun verwoestende daden zijn.

Als gewoon, simpel mens is het voor mij moeilijk om de ingewikkelde wereldpolitiek te overzien, laat staan te beoordelen
Wat ik wel kan overzien is, dat ook in het klein Amalek de kop steeds weer opsteekt. Bijvoorbeeld wanneer op de scholen de meest weerloze kinderen mikpunt zijn van pesterij, wanneer op straat mensen worden mishandeld en beroofd en wanneer in de samenleving de solidariteit met de minst draagkrachtigen en de stemlozen wegzakt. En er is iets van Amalek in mijzelf, wanneer ook ik geen zin meer heb om me voor anderen in te zetten, wanneer ook ik onverschillig word voor het lot van de zwakken.

Het verhaal over Amalek en Israel geeft aan, dat de strijd tegen de meedogenloosheid een samenspel is van God en de mensen. In Gods naam kun je iedere strijd voeren; maar wij kunnen alleen maar Gods strijd mee voeren die de humaniteit verdedigt, die weerloze mensen, alles wat klein en ziek is, beschermt, redt. Onze eigen inzet is belangrijk, maar ook ons vertrouwen op de Heer; geen door angst verblinde acties die Zijn Rijk verhinderen. Strijden en bidden en elkaar daarbij tot steun zijn, zoals bij Mozes. Ondersteund door zijn broeders kon hij zijn gebed volhouden. En juist het gebed, het mogen rekenen op Gods zegen gaf de strijders de kracht om door te gaan. Het verhaal vertelt, dat aan het einde, de overwinning is aan het leven. Laten wij ons daarom, gesterkt door het gebed, richten op het voorkomen van de Amalek in ons en onze wereld, in plaats van het met geweld te moeten bestrijden en daarmee het kwaad juist weer een nieuwe voedingsbodem te geven..